Op het gebied van veiligheid op het werk, vooral in industrieën waar op hoogte wordt gewerkt, is het belangrijk om de nuances van valbeveiliging te begrijpen.
Valgevaar is een van de belangrijkste oorzaken van ernstig werkgerelateerd letsel en dodelijke ongevallen. Om deze risico's te bestrijden, maken bedrijven gebruik van verschillende valbeveiligingssystemen. Deze systemen kunnen worden onderverdeeld in twee hoofdtypen: Werkplekbegrenzing en Valbeveiliging. Inzicht in het onderscheid tussen deze systemen is van vitaal belang voor bedrijven die de veiligheid van hun werknemers willen garanderen en willen blijven voldoen aan de wettelijke normen.
1. Werkplekbegrenzing systemen
Definitie:
Een valbeveiligingssysteem is ontworpen om te voorkomen dat werknemers een valrisico bereiken. Het doel is om de beweging van een werknemer te beperken zodat ze niet in de buurt van een val kunnen komen.
Onderdelen:
Lichaamsbescherming: Dit verwijst naar het veiligheidsharnas EN 361 of de veiligheidsgordel EN 358 of zitgordel EN813 dat de werknemer draagt. Voor een valbeveiligingssysteem is niet altijd een compleet harnas nodig; in bepaalde omstandigheden volstaat een lichaamgordel EN 358 OF een zitgordel EN813.
Verankering:
Dit is een veilig bevestigingspunt voor de vallijn van de verbonden valbeveiliger. Voor valbeveiliging moet het minstens 1200 kg kunnen dragen.
Verbindingssysteem: Dit kan een vallijn, veiligheidslijn EN354 of EN358 zijn met een maximale lengte van 2 m. De lengte is cruciaal - deze moet kort genoeg zijn om ervoor te zorgen dat de werknemer het valgevaar niet kan bereiken wanneer de lijn volledig uitgetrokken is.
Voorbeeld:
Neem een dakwerker die op een plat dak werkt, waarbij de rand het valgevaar vormt. Een valbeveiligingssysteem kan bestaan uit een veiligheidslijn die aan een lichaamsriem wordt bevestigd, met het andere uiteinde aan een verankering. De lengte van de veiligheidslijn zou zodanig moeten zijn dat zelfs als de werknemer de rand probeert te naderen, de veiligheidslijn hem tegenhoudt om een punt te bereiken vanwaar hij zou kunnen vallen.
NB: De veiligheidslijn EN 354 mag een maximale lengte van 2 m hebben.
2. Valbeveiligingssystemen
Definitie:
Valbeveiligingssystemen zijn, in tegenstelling tot werkplekbegrenzingssystemen, niet ontworpen om de val te voorkomen. In plaats daarvan zijn ze ontworpen om een werknemer die al gevallen is veilig tegen te houden (“blokkeren”) en te voorkomen dat deze de grond of een object eronder raakt.
Onderdelen:
Harnasgordels: Een harnas EN361 is een onmisbaar onderdeel van het valbeveiligingssysteem. Lichaamsgordels zijn niet geschikt voor valbeveiliging omdat ze letsel kunnen veroorzaken tijdens een val.
Verankering:
Voor valbeveiligingssystemen moet de verankering veel grotere lasten kunnen dragen dan werkplekbegrenzing. Het moet minstens 2268 kg kunnen weerstaan of worden ontworpen en geïnstalleerd als onderdeel van een compleet valbeveiligingssysteem met een veiligheidsfactor van minstens twee.
Dit is een veilig bevestigingspunt voor gekoppelde valstopapparaten. Een valstopapparaat moet minstens 1200 kg EN795 kunnen dragen of 1300 kg voor 2 personen (TS16415 voor meerdere gebruikers).
Verbindingsapparaat valbeveiliger:
Dit kan een schokabsorberende vallijn EN355 zijn of een oprolbare vallijn EN360 of vanglijn EN 353.2-EN 353.1. Ze zijn ontworpen om de kracht die tijdens een val wordt uitgeoefend te absorberen en te verdelen, waarbij letsel tot een minimum wordt beperkt.
Reddingsmiddelen:
Een essentieel, maar vaak over het hoofd gezien onderdeel. Als een val eenmaal is gestopt, blijft de werknemer hangen. Er moet een mechanisme of procedure zijn om de persoon onmiddellijk te redden. De gebruiker kan een evacuatiemiddel EN 341 of een reddingslier EN 1496 gebruiken.
Voorbeeld:
Stel je een bouwvakker voor die op een kraan op grote hoogte werkt. Het harnas is verbonden met een vallijn met valdemper en die op zijn beurt is bevestigd aan een robuust ankerpunt. Als de werknemer zou vallen, zou het valbeveiligingssysteem in werking treden, waarbij de schokabsorberende vallijn zou uitzetten om de val af te remmen, zodat de werknemer veilig tot stilstand komt voordat hij de grond of een obstakel eronder bereikt.
Werkplekbegrenzing vs. Valbeveiliging vergelijking: Belangrijkste verschillen
Doel:
Werkplekbegrenzingssystemen zijn proactief, gericht op het voorkomen van een val. Valbeveiligingssystemen zijn reactief, ontworpen om in te grijpen als een val al heeft plaatsgevonden.
Lichaamsslijtage:
Werkplekbegrenzingssystemen kunnen gebruikmaken van een veiligheidsharnas EN 361 of gordel EN 358 of zitgordel EN813, terwijl valbeveiliging strikt genomen een EN361 harnas vereist.
Sterkte verankering:
Het verankeringspunt moet voldoen aan EN795 of een minimale breukbelasting van 1200 kg hebben.
Toepassingsgebied:
Werkplekbegrenzing is het meest geschikt voor locaties waar het mogelijk is om bewegingen te beperken om te voorkomen dat men bij valgevaar komt, zoals platte daken. Valbeveiligingssystemen zijn verplicht op plaatsen waar valgevaar niet volledig kan worden vermeden, zoals bij steigerwerk of torenonderhoud.
Conclusie
Voor bedrijven die actief zijn in bedrijfstakken waar werken op hoogte een norm is, is het van het grootste belang om het onderscheid te begrijpen tussen werkplekbegrenzingssystemen en valbeveiligingssystemen. De keuze van het juiste systeem kan het verschil betekenen tussen een bijna-ongeval en een dodelijk ongeval.
Door de werkomgeving uitgebreid te beoordelen en de inherente risico's te begrijpen, kunnen bedrijven het juiste systeem inzetten en niet alleen de naleving van de regelgeving garanderen, maar, nog belangrijker, ook de veiligheid en het welzijn van hun werknemers. Aarzel niet om het conformiteitscertificaat volgens de nieuwe Europese verordening 2016/425 aan te vragen.